Datum:

Vragen en antwoorden

Verdiepende bijeenkomst Luchtkwaliteit Nijmegen-West en Weurt

Datum: 8 december 2022

Presentatie Concept Resultaten Meetplan (door Gemeente Nijmegen, Henk Nijhuis)

Gestelde vragen en antwoorden

Vraag: In de bovenste grafiek van de sheet NO2-concentraties per periode in 2022 in ug/m3, is een piek in april te zien terwijl het jaargemiddelde gestaag afneemt. Wat is de verklaring hiervoor?

Antwoord: In het getoonde jaar (2022) is een piek in april te zien. Mogelijk komt dit door meteo-omstandigheden (met als gevolg minder goede verspreiding) maar dit is niet onderzocht. In een ander jaar kan een andere maand een piek laten zien.

Vraag: In welke mate is stikstofdioxide antropogeen?

Antwoord: Van stikstofdioxide is bekend dat ongeveer 40% tot 50% afkomstig is van lokaal verkeer.

Vraag: Is er ook gekeken naar de WHO-advieswaarden van 2005? Met het oog op dat men dat voor 2030 naar 20 microgram wil brengen?

Antwoord: Deze waarde van de WHO-advieswaarde van 2005 is in de grafiek opgenomen. Ook de EU-grenswaarde is te zien. De recente WHO-advieswaarde (2021) is nog niet in deze grafiek opgenomen.

Vraag: Belangrijke bronnen voor fijn stof zijn de huishoudens (houtstook) en verkeer? Is het wel handig om metingen op de industrieweg te zetten?

Antwoord: Vanwege de bron wegverkeer is een meting op de Energieweg of Industrieweg zinvol. Henk zou graag zien dat we het meetplan zo inrichten dat ook duidelijk wordt in hoeverre het veroorzaakt wordt door houtstook. Gemeente Nijmegen neemt maatregelen tegen houtstook.

Vraag: Hoe zit het met het meten van fijn stof bij bouw- en sloopprojecten?

Antwoord: Omdat het hier vaak om een tijdelijke situatie gaat, wordt hier niet op gemeten.

Vraag: Hoe zit het met stof bij zandwinning? Daarbij zou kwarts (siliciumoxide) vrijkomen dat kankerverwekkend is.

Antwoord: Bij zandwinning komt meestal geen fijn stof vrij maar grover stof. Fijn stof is stof dat je niet kunt zien. Er is tot nu toe niet specifiek gezocht naar kwarts (siliciumdioxide).

Vraag: Is het mogelijk de industriële bijdrage vast te stellen door de bronnen te sommeren zowel van industrie, verkeer en houtstook.

Antwoord: Wat uitstoot betreft hebben we de verschillende broncategorieën al gesommeerd. In percentages per broncategorie (wegverkeer, binnenvaart, huishoudens, industrie, bouwwerktuigen) als aandeel in de totale uitstoot binnen Nijmegen, hebben we deze getallen al. Zie daarvoor: https://www.nijmegen.nl/westenweurt/bronnen-van-luchtvervuiling/ Wat betreft de bijdrage van de verschillende broncategorieën in de resulterende concentraties op leefniveau, daar zullen we in de komende jaarrapportage luchtkwaliteit (medio 2e kwartaal 2023) extra aandacht gaan besteden. We gaan de verschillende bronnen die we hebben in rekenmodellen zetten waardoor we de verschillende bijdragen in beeld kunnen brengen. Zie ter informatie de laatste jaarrapportage luchtkwaliteit van gemeente Nijmegen.

Vraag: Heb je de indruk dat de metingen van benzeen betrouwbaar zijn?

Antwoord: De concentraties die zijn gemeten zijn vrij gebruikelijk in een stedelijk gebied. We zijn bezig om de metingen af te zetten tegen referentiemetingen van DCMR.

Vraag: Is er geen scherpere WHO-advieswaarde voor benzeen?

Antwoord: Nee. Er zijn wel MTR-waardes voor benzeen. De gemeten benzeenconcentraties in dit gebied zijn op het verwaarloosbare niveau ten opzichte van die MTR’s.

Vraag: Er is alleen bij de Graafseweg een daling in roet gemeten. Hoe komt dat?

Antwoord: Bij verkeer zie je een flinke afname van roet. De Graafseweg is een verkeerbelaste locatie. Daardoor is hier een snellere daling te zien dan op de andere locaties. 

Vraag: Hoe wordt de onderlinge verdeling gemaakt tussen industrie en verkeer?

Antwoord: Het gaat hier om getallen uit de landelijke bronnen van het RIVM en getallen die wij zelf berekenen aan de uitstoot voor wegverkeer. Het zijn niet allemaal gemeten waarden. De getallen zijn deels gebaseerd berekeningen.

Vraag: Corresponderen de metingen met de berekeningen die gemaakt zijn?

Antwoord: Bij metingen meet je een concentratie die niet terug berekend worden naar de verschillende bronnen.

Vraag: Is het zinvol om, bij roetconcentraties, de binnenvaart te splitsen in wat er over de Waal komt en wat er over het Maaswaalkanaal komt?

Antwoord: In berekeningen wordt zowel met de binnenvaart op de Waal als op het Maas-Waalkanaal rekening gehouden. Het is logisch om bij de Waal te meten omdat daar de meeste scheepvaart is.

Vraag: Er zijn 3 locaties waar PAK’s gemeten worden. Meet je dan de vluchtige PAK’s?

Antwoord: Ja, er worden zowel vaste als gasvormige PAK’s gemeten. De getoonde PAK’s-concentraties zijn alleen de vaste PAK’s. Voor de gasvormige PAK’s zijn nog geen resultaten ontvangen.

Vraag: Is er een verklaring voor het niet meten van benzopyreen?

Antwoord: Benzo(a)pyreen is niet aangetoond.

Vraag: Zijn er concrete plannen voor metingen in Nijmegen-Noord?

Antwoord: Er wordt een meter voor fijn stof geplaatst en er zijn een aantal locaties bijgekomen voor NO2. Verder is er nog een verzoek om een meting naar roet te doen aan de noordkant van de Waal.

Vraag: Wat is de strategie voor het meetplan?

Antwoord: In eerste instantie wilden we voldoen aan wettelijke grenswaarden, daarna voldoen aan het Schone Lucht Akkoord en de advieswaarden WHO 2030. Daarnaast wordt er extra gemeten in Nijmegen-West om duiding te kunnen geven aan de zorgen van omwonenden en antwoord te kunnen geven op vragen die bij de omwonenden leven. Gegeven suggesties voor meetplan in de toekomst: - Data toegankelijk maken zodat inwoners de data kunnen downloaden en analyseren. De data zijn nu al beschikbaar op de website Westenweurt (nijmegen.nl). - De meting van PAK’s verplaatsen naar de noordkant van de Waal (voor 7 maanden). - De analyse toevoegen over wat lokaal het aandachtspunt is en hoe de metingen zich verhouden tot andere steden en omgevingen. In de jaarrapportages worden meer analyses opgenomen. We zouden kunnen kijken hoe de afname zich verhoudt tot landelijke trends. We zijn als Nijmegen betrokken bij het Schone Lucht Akkoord en committeren ons hierdoor aan een basispakket aan maatregelen. Hier doen veel gemeenten aan mee en dat is nodig om kennis te ontwikkelen over welke maatregelen effect hebben. - De samenstelling van fijn stof analyseren. Rivm heeft uitgebreid onderzoek gedaan. De Radboud heeft faciliteiten in huis om dit te meten. Presentatie voorzichtige uitkomsten van het uitgevoerde vooronderzoek Geur (door Frans Vossen, Olfasense en Wim van Doorn, gemeente Nijmegen)

Vraag: Zijn de klachten (van tabel 2) geverifieerd?

Antwoord: Uit de omschrijving van de geur wordt duidelijk dat het om de asfaltcentrale gaat.

Vraag: Er zijn 65 klachten gelabeld als overig. Is duidelijk waar deze vandaan komen?

Antwoord: Het gaat om andere bronnen zoals horeca en gaslucht.

Vraag: Is er ook gekeken naar de maand waarin de klachten zijn gemeld?

Antwoord: Er is onderscheid te maken tussen de verschillende maanden maar dit is niet gebeurd omdat het niet nodig was voor het vooronderzoek

Vraag: Waarom wordt ervan uit gegaan dat het aantal klachten in 2019 en 2020 de standaard is?

Antwoord: Dat is niet het geval. Er zijn 3 complete jaren aan geurklachten geanalyseerd: 2019-2021. Er wordt alleen geconstateerd dat het aantal klachten in 2021 fors hoger is dan de 2 voorgaande jaren. De jaren ervoor zijn niet beschouwd in dit vooronderzoek.

Vraag: Zijn de klachten gecheckt? Er zijn ook klachten binnengekomen op dagen dat de APN niet draaide.

Antwoord: De klachten zijn inderdaad gecheckt. De mensen in het veld hebben aangegeven dat zij zich konden voorstellen dat bewoners de ene en de andere geur weleens door elkaar konden halen.

Vraag: Hoe was de windsterkte op de dag van het onderzoek?

Antwoord: We hebben gemeten op dagen dat er een redelijke windsterkte was (volgens de technische NTArichtlijnen die voor veldwaarnemingen bestaan), zodat er goede veldwaarnemingen mogelijk waren.

Vraag: Heeft de windsterkte invloed op de geurwaarneming?

Antwoord: Hoe meer wind, hoe beter het verdunt.

Vraag: Was de productie bij de asfaltcentrale op die dag representatief?

Antwoord: Dat wisten we niet. We hebben alleen gekeken óf de asfaltcentrale die dag draaide.

Vraag: Wat betekent hinder in de laatste sheet? Er is een discrepantie in de getallen achter de meldingen en de waarnemingen. Wat zegt dat over de hinder?

Antwoord: Bij lage blootstelling aan geur is er een “wetmatigheid” waarmee je de hinder door die blootstelling kunt beschrijven. Het kan gebeuren dat de hinder niet meer aan de wetmatigheden voldoet omdat mensen zo gevoelig zijn geworden dat het gedrag anders is dan je op basis van de “wetenschap”, ervaringen van een groot aantal andere geursituaties in Nederland, zou verwachten. Presentatie Mogelijkheden en beperkingen van uitspraken over gezondheidseffecten door mengsels van stoffen in de omgeving/cumulatie van stoffen (door Agnes Oomen, RIVM)

Vraag: Wat moet ik me voorstellen bij persoonlijke eigenschappen bij blootstelling?

Antwoord: Bijvoorbeeld of je jouw handen wel of niet wast na het werken in de tuin.

Vraag: Werken stoffen anders in op mannen of vrouwen?

Antwoord: Soms maar vaak ook niet.

Vraag: Is het niet mogelijk om verschillende effecten bij elkaar op te tellen? Als er een kans is dat mijn nieren beschadigd raken en de longen beschadigd raken, is de kans dat ik ziek word dan groter?

Antwoord: Om dit risico zo klein mogelijk te houden, kiezen we altijd de veilige kant. Het veiligheidsniveau is daarom lager dan het niveau waarbij we een effect zien.

Vraag: Door welke indicator ontstaat de paarse MTR?

Antwoord: Het is een voorzorgsprincipe omdat we in de praktijk nooit aan één stof blootgesteld worden maar altijd aan meerdere stoffen. Binnen Europa zijn er wetenschappelijke discussies over in welke mate de stoffen elkaar versterken.

Vraag: Zijn er stoffen die bij elke meetbare waarneming schadelijk zijn?

Antwoord: Dat is het geval bij sommige kankerverwekkende stoffen zoals asbest. Bij schadelijke stoffen is het vertrekpunt dat we steeds meer aan de veilige kant zitten. Het is heel lastig om in te schatten wat het werkelijke gezondheidseffect is.

Vraag: Zijn er voor ZZS-stoffen MTR-waarden bekend?

Antwoord: Ja, dat is zo. Bij het bepalen van een grenswaarde houden we er rekening mee of een stof zich ophoopt in de loop van de tijd.

Vraag: Wanneer wordt verwacht dat er voldoende beleid is in de cumulatie ZZS om dit mee te kunnen nemen in de vergunningverlening, die we de volgende jaren willen actualiseren?

Antwoord: Daar heeft Agnes geen zicht op.

Vraag: Wat zou dat opleveren? 

Antwoord: Het kan opleveren dat we bepaalde stoffen samen nog minder willen hebben en daardoor nog meer inzetten op minimalisatie van deze stoffen.

Vraag: Wordt er een prioritering gegeven aan de gevolgen van ZZS?

Antwoord: Ja, er wordt een prioritering gegeven aan de gevolgen van ZZS.

Vraag: We kijken vaak naar wat er uit de schoorsteen komt terwijl we eigenlijk willen kijken wat de effecten op de omgeving zijn. Hoe kunnen we het MTR-niveau meenemen in dit proces? Hoe kun je daar op een meer evenwichtige manier mee omgaan?

Antwoord: Het beleid voor ZZS is minimalisatie. Natuurlijk moet je het perspectief wel schetsen. Aanvullend vanuit de zaal: Het maakt uit wat de jaarvrachten en uurvrachten zijn. Daarmee kun je uitrekenen wat het effect is op de omgeving.

Vraag: Wat betekent het als we het hebben over verschillende bronnen, verschillende bedrijven en langdurige blootstelling, ook als dit uit meerdere bronnen komt? Hoe we kunnen we dat op verschillende manieren aanpakken?

Antwoord: Wat er het dichtste bij komt is de toekomstverkenning volksgezondheid. We proberen zoveel mogelijk vanuit het voorzorgprincipe te werken en zoveel mogelijk de kankerverwekkende stoffen naar beneden te krijgen. Soms is het wel duidelijk dat een bepaald bedrijf de bron is van een bepaalde stof maar daarvan weten we niet precies wat het effect is op de gezondheid van omwonenden. Aanvullend vanuit de zaal: Het meetplan is heel belangrijk om te kunnen weten wat de depositie in de omgeving is.